Connect with us

Fashion

Te veel besteld of weeffoutjes: kledingindustrie blijft zitten met ‘magazijnen vol’ ongebruikte stof

Published

on

‘Dode voorraad’

Door Jacqueline van Kampen·21 juni 2024·Aangepast: 24 juni 2024

© Bas Slootman

RTL Nieuws

De kledingindustrie kampt niet alleen met een berg onverkochte kleding, wereldwijd liggen magazijnen vol met bestelde rollen stof die ongebruikt blijven liggen. Een nieuwe bestemming daarvoor is niet zomaar gevonden, zeggen mensen in het veld. “Het is tekenend voor een systeem dat niet werkt.”

Die voorraad overgebleven stoffen, ook wel dead stock fabric, ligt bij stoffenfabrikanten over de hele wereld te verstoffen, zegt Bas Slootman, mede-initiatiefnemer van The Fabric Connector tegen RTL Z. Het zijn stoffen die aanvankelijk gemaakt zijn voor kledingproductie, maar uiteindelijk ongebruikt of onverkocht achterblijven. 

Afgekeurd om weeffoutjes

Het probleem is van grote schaal. Kledingbedrijven moeten hun collecties zo’n anderhalf jaar voor ze in de winkels liggen bedenken en laten produceren. En dat gebeurt allemaal op basis van inschatting: de hoeveelheden, kleuren, materialen. “Merken bestellen vaak verkeerd of te veel”, zegt hij.

Sommige stoffenfabrikanten werken met een minimale afname en andere stoffen worden afgekeurd om weeffoutjes. Het resultaat is een enorm overschot aan stof op de rol. “De rollen zijn negen van de tien keer nog perfect om kleding van te maken”, aldus de ondernemer.

Verbrand of gedumpt

In strijd tegen de verspilling koppelt Slootman via zijn bedrijf kledingmakers aan aanbieders van de reststoffen, waaronder de producenten en opkopers. Het is een druppel op een gloeiende plaat, zegt hij. “Als deze materialen niet tot iets anders worden verwerkt, blijven ze liggen in magazijnen, worden ze naar verbrandingsovens verscheept of op stortplaatsen gedumpt.” En de kledingindustrie is toch al één van de grootste vervuilers.

Harde cijfers over de overgebleven stoffen zijn er niet, zegt Peter Koppert, duurzaamheidsmanager bij brancheorganisatie Modint. Geschat wordt dat zo’n 10 à 20 procent van alle geproduceerde stoffen voor de productie van kleding overblijft als ongebruikte stof of snijafval na het knippen van het patroon. Een klein deel wordt vernietigd. Maar in kledingproducerende landen in onder meer Azië bestaat ook een ‘levendige handel’ in de reststoffen, aldus Koppert. 

Vooral fast fashionbedrijven, zoals H&M, Zara en Shein, dragen bij aan het ontstaan van het overschot, zegt Cecile Scheele, initiatiefneemster van de Dutch Sustainable Fashion Week. Die bedrijven zijn trendgevoelig: collecties volgen elkaar in hoog tempo op. Er moet daarom ook snel veel kleding worden gemaakt – en die slaan niet altijd aan bij het publiek. “Dan blijf je ermee zitten.”

Ook duurdere merken kampen met het probleem. Zo heeft luxebedrijf LVMH, bekend van modemerken zoals Louis Vuitton, Kenzo en Christian Dior, een eigen website waar het de stoffen probeert te slijten.

Fast fashionbedrijven H&M en Primark laten in een reactie aan RTL Z weten het probleem te herkennen. “We werken er hard aan om het aanbod dusdanig te optimaliseren dat het in overeenstemming is met de vraag naar onze producten”, zegt een woordvoerder van H&M. 

Daarbij zijn ze ook betrokken bij verschillende initiatieven om zo veel mogelijk materialen te hergebruiken en bieden ze richtlijnen aan hun leveranciers. Tegelijkertijd zegt het bedrijf geen zicht te hebben op de precieze hoeveelheid stof die overblijft, omdat het de kleding en de benodigde stoffen niet zelf produceert of opslaat. Dit is tegenstelling tot LVMH, die wel zijn eigen productiefaciliteiten heeft. 

Produceren op aanvraag

Een oplossing voor het probleem is er nog lang niet, zegt Slootman. Zolang de industrie niet verandert, zullen er stoffen overblijven, denkt hij. Uiteindelijk is er ook niet één oplossing, maar meerdere tegelijk. Zo moeten fabrikanten kleding produceren die langer meegaat en moeten consumenten simpelweg minder kopen.

“Je zou eigenlijk alleen nog maar kleding op aanvraag moeten produceren”, zegt Scheele die dat op kleine schaal al ziet gebeuren. “Maar dat is arbeidsintensief en dus kostbaar.”

Continue Reading